maandag 21 december 2009

Elke Krystufek

11. Er is niet alleen sprake van een fysieke begrenzing. Je zou ook een onderscheid kunnen maken tussen kaderbevestigende en kaderontkennende kunstwerken. Is het werk dat jij hebt gekozen kaderbevestigend of kaderontkennend? Motiveer.
Het werk is atectonisch dus kaderontkennend.Het is een staand rechthoekig kader. Het werk mist rust en stabiliteit. De compositie neigt het kader te ontkennen en erbuiten te breken.

13. Heeft hij overlapping gekozen? (Motiveer, zie pag. 81-91)
Je kan ruimgte suggereren, de voor en achtergrond zijn niet samen 1.

14. Is er een duidelijk verschil waarneembaar tussen grote figuren (dichtbij) en kleine (ver weg)? Motiveer.
De bilpartij is onevenredig veel groter dan haar hoofd.

20. Maak een plattegrondje van de voorstelling. Je tekent dus de voorstelling alsof je er boven hangt en op het tafereel neerkijkt. Let op: dus geen sterk vereenvoudigde tekening van het werk of een contourlijn langs de omtrek van de voorstelling.

23. Maak een compositietekening van het werk, scan deze in en plaats het op je blog.


24. Zijn er verschillende toonverschillen te ontdekken in het werk? Motiveer.
Er zijn verschillende toonverschillen in het werk te ontdekken, het donker tegenover het licht is goed zichtbaar. Witte lichaam en donker haar en lijnen.

25. Is het een ruimtelijk beeld? Zo ja waar?
Licht en schaduw voor een ruimtelijk beeld. De wisselwerking over het beeld en de ruimte. Ruimtelijkheid zegt iets over de wisselwerking tussen beeld en ruimte. Erg open, de ruimtelijkheid van het werk heeft een open karakter.

26.Is er sprake van plasticiteit? Zo ja waar?
De huid heeft een gladde oppervlakte. De schaduw op de randen van de benen en armen zorgen ervoor dat het vorm krijgt. Oppervlaktekwaliteit ruw en schetsmatig (huid van een sinaasappel en huid van een biljartbal)

27.Kent het beeld convexe vormen? En concave vormen? Zo ja waar?
Convexe eigenschappen maken een beeld gesloten van aard. Als is er wel een ronde lijn in door te trekken, heeft het geen vaste ronde vorm. Concave vormen laten gemakkelijker ruimte toe, dat word bij dit schilderij meer toegepast.

28. Is er sprake van kleur-tegen-kleurcontrast? Zo ja waar?
Het verschil tussen kleuren is kleur-tegen kleur-contrast, rood(roze), tegenover blauw en geel.

29.Is er sprake van complementaire kleurcontrasten? Zo ja waar?
Ja, er is sprake van complementair kleurcontrast, rood tegnover groen. Dit is te zien in de benen.

30.Is er sprake van analoog kleurgebruik? Zo ja waar?
Ja, er word oranje gebruikt (in het buikvlak) en wit. Dat zit overal in het lichaam.

31.Is er sprake van kwaliteitscontrasten? Zo ja waar?
Er worden hele heldere kleuren gebruikt in dit schilderij. Vooral lichtroze en lichtblauw, het is gebroken door het bijmengen van wit door de verf. Er is veel kwaliteitscontrast in de achtergrond.

32.Is er sprake van spectraalkleuren? Zo ja waar?
Licht-donkerverhouding, door de bijmengengingen van wit komen de kleuren wel dichter naar elkaar toe, maar het roze is lichter dan hebt blauw. Bovendien zit er veel locht donker contrast in het vele witte wat er in het werk zit, en de donkdere beharing en ogen, mond.

33.Is er sprake van koud-warmtecontrast? Zo ja waar?
Een koud warmcontrast ontstaat in het geel in de haren en op de benen, tegenover het blauw waar ze op licht.

34.Is er sprake van oppervlaktekleuren? Zo ja waar?
Er zijn oppervlakte kleuren, het blauw waar ze op ligt en de muur achter haar met behang. Het is te zien als een kussen en als een muur. Dan is er sprake van cerebraal kleurgebruik.
De haren zijn ook (niet geheel) maar gedeeltelijk hoe het in het echt zal zijn.

35.Is er sprake van verschijningskleuren? Zo ja waar?
Het roze en lichtblauw van hetgeen waar ze op ligt, bestaat uit verschijningskleuren. Het is niet aanwijsbaar met een bepaald object. Ook in het lichaam zelf, oranje, geel, blauw en groen laten zich niet identificeren met tastbare objecten.

36.Is er sprake  van kleurperspectief? Zo ja waar?
Nee, er is geen sprake van kleurperspectief.

37.Is er sprake van cerebraal, impressief kleurgebruik of expressief kleurgebruik? Zo ja waar?
Er is niet echt sprake van cerebraal kleurgebruik. De kleuren zijn expressief. Rood, geel, groen en blauw zijn niet de kleuren die je ziet in een lichaam.

38.Heeft de schilder zich bediend van optische kleurmenging? Zo ja waar?
Ja, er worden kleuren gebruikt die optisch gemengt worden.

39.Is er sprake van licht op zichzelf? Claire obscuur? Zo ja waar?
Nee, er is geen sprake van claire obscuur.

40.Is er sprake van strijklicht. Zo ja waar? Zo ja waar?
Nee, er is geen strijklicht in het schilderij.

41.Zou je kunnen spreken van toneelbelichting? Motiveer.
Nee, er is geen toneelbelichting.

42.En spiegeling? Is dat ze zien? En waar dan?
Nee, er is geen spiegeling te zien.

43.Is er nog sprake van lichtsymboliek? Zo ja waar?
Nee, er is geen sprake van lichtsymboliek.

44.Wat is het standpunt? Het standpunt (in letterlijke zin) is de plaats van de beschouwer die hij/zij ten opzichte van zijn onderwerp heeft ingenomen. Dat kan heel hoog zijn of hij heeft bijvoorbeeld plat op zijn buik gelegen. Hanteer zo mogelijk het jargon uit het boek Hardop Kijken.
De positie van de kunstenaar tegenover het werk is hoog. Het heeft een een bepaalde vertedering, het kunstwerk heeft een intiem karakter.

45.Heeft de maker beweging gesuggereerd en zo ja, hoe dan? Gebruik in je antwoorden de termen en begrippen die volgens jou wel van toepassing zijn op het werk: bewegingsillusie, initiaalfase, ritme, beweging in de ruimte, beweging autonoom.
In het werk is niet echt een bewegingsillusie te ontdekken. Ook is er niet echt sprake van initiaalfase, het idee dat de beweging helemaal los kan barsten zit er niet aan te komen. Er is meer sprake van bewegingsgestalte , de nadruk op de bundeling van momenten.
Er ontstaat niet echt een ritme in het werk, welke tot een beweging leidt. Ook word er niet echt een verhaal verteld en vanuit verschillende standpunten in het schilderij weergegeven.
Het is niet een volkomen abstract beeld wat er te zien is, dus is er ook geen sprake van 'beweging autonoom'.

46.Probeer er achter te komen wat de voorstelling betekent. Meestal geeft de titel wel een richtlijn of de kleding, de attributen, de combinatie van bepaalde voorwerpen en personen. Het moeilijke met twintigste eeuwse kunst is juist die betekenis omdat deze vaak zo persoonlijk is. Daarom zoek je tenminste twee recensies op over de tentoonstelling waar jouw werk deel van uitmaakt. Vaak heeft de galeriehouder of museum een knipselkrant waarin de recensies zijn opgeborgen. In hoeverre ben je het eens met de recensenten en in hoeverre niet? Onderbouw jouw mening. Geef zo mogelijk een meningsverschil tussen de twee recensenten aan.  Geef aan welke bronnen je hebt geraadpleegd, ook als je niets gevonden hebt!
Ik heb geprobeert te zoeken op internet, heb over dit specifieke werkt niets gevonden. Wel over ander werk van haar. Wel weet ik dat dit werk een zelfportret is.

47.Ken je een ander werk met een soortgelijke betekenis, thematiek?
Marlene Dumas heeft ook werken met zulksoort gelijke naaktheid die zo op mij over komen. Het is aan de ene kant heel er 'in you're face' maar gelijktijdig ook heel erg zacht en lieflijk.

48.Geef aan waarom je het werk hebt gekozen.
Ik heb dit werk gekozen omdat ik de manier van schilderen heel erg mooi vind. Ook ander werk van Elke Krystufek spreekt mij heel erg aan. Wat ik in dit schilderij heel erg boeiend vind is dat je ernaar kan blijven kijken en de gedachte dat het naakt is glijd steeds verder af. Het word steeds minder naakt en de andere gedachtes komen naar voren. Als je naar de uitdrukking op haar hoofd kijkt, drukt die totaal wat anders uit dan het lichaam. De roze kinderkamer, die het er meer naar maakt dat het een hulpeloos kind is, vragend naar haar moeder.
De kleuren en het enigsinds simpele beeld, spreken mij ook heel erg aan.

49.Wat betekent het werk voor jou persoonlijk in relatie tot jouw eigen werk? Is het vooral de techniek die je aanspreekt (knap gemaakt)? De voorstelling? De thematiek? Is het misschien de kunstenaar? Of zijn het bijvoorbeeld de kleuren? Probeer vaagheden als ‘de sfeer’, ‘m’n gevoel’ of ‘gewoon mooi’ te vermijden.
De manier van werken spreekt mij heel erg aan, maar ook de voorstelling vind ik interessant. Je kan blijven kijken en steeds op iets nieuws komen. Ook vond ik ander werk van de kunstenaar heel erg inspirerend om te zien. De kleuren, simpele lijnen, maar toch ook het harde beeld waar je niet omheen kan.

1 opmerking:

  1. Beste Cynthia,

    Ik heb je werk nagekeken vanaf vraag 23.

    24. Je antwoord gaat niet over toon maar over donker en licht.
    25. Veel te vaag, je herhaalt deels wat het beeldelement inhoudt maar je moet het toepassen en aangeven hoe dit beeld zich tot dat beeldelement verhoudt.
    26. Veel te vaag of te breed. Ik wi alleen weten of het werk plastisch is en waaraan je dat kunt zien.
    28. Beantwoord het bijvoorbeeld als: Ja er is sprake van kleur-tegen-kleurcontrast. Dat is te zien bij ......
    Het lijkt soms wel alsof je dat boekje nog niet hebt.
    29. Ik zie daar geen rood en groen aan elkaar grenzen.
    30. Je schrijft: "Ja, er word oranje gebruikt (in het buikvlak) en wit. Dat zit overal in het lichaam." Je bedoelt waarschijnlijk: "Ja, er worden op verschillende plekken van het schilderij kleuren op het doek bijgemengd met wit zoals het oranje op de buik." Je beantwoordt de vragen slordig.
    32. Snap ik niet in relatie tot spectraalkleuren.
    38. Nee, geen optische kleurmenging.
    39. Vergeet je niet "licht om zichzelf" te motiveren?
    44. Hoog? Valt ze dan naar beneden? Ik zie het alsof ze op haar rug ligt en de beschouwer bevindt zich gewoon op ooghoogte.
    46. Nog een catalogus gevonden?
    47. Heb je een plaatje? Het hoeft niet dezelfde voortelling te zijn, het kan ook over de betekenis gaan.
    48. Goed gezien dat de blok van haar niet bij de pose hoort.

    Cynthia, een wat korzelig en nukkig commentaar van mij hierboven. Zorg ervoor dat het in orde komt.

    Melvin

    BeantwoordenVerwijderen